Kleine canon van tien hardnekkige misverstanden over de Delftse (bouw-)geschiedenis

1 De stad Delft werd in 1246 gesticht

Niet waar! Delft was al veel eerder ontstaan als nederzetting bij een grafelijk ontginningsproject. In 1246 was de nederzetting, ten oosten van de Oude Delft, zodanig gegroeid en ontwikkeld dat die rijp was voor zelfbestuur en in dat jaar verleende de graaf van Holland stadsrechten aan de nederzetting. Het gebied met stadsrechten werd daarna nog drie keer uitgebreid. De stad Delft is nooit `gesticht’.

2 De toren van de Oude Kerk is gefundeerd op koeienhuiden.

Niet waar! Waar het verhaal vandaan komt dat vroeger grote gebouwen, zoals de scheve toren van de Oude Kerk, op koeienhuiden zouden zijn gebouwd is niet duidelijk. 'Op huyden' betekent 'Heden', en die woorden kunnen zijn gebruikt om het leggen van de eerste steen te vermelden. Ook wordt wel verteld dat op stukken scheepshuid zou zijn gefundeerd, maar die hebben niets met koeien te maken. De koppeling van huiden met koeien is overigens iets dat pas in 20ste-eeuwse geschriften opduikt. Een fundering werd vaak op planken aangelegd, waarvoor sloophout gebruikt kon worden. Die planken zorgden ervoor dat de funderingsvoet recht bleef. Men kon ze direct op de aangestampte ondergrond leggen of op binnen een houten rooster bij elkaar in de grond geslagen korte paaltjes. Het woord `hayen' dat aanstampen betekent kan aanleiding zijn voor het misverstand. Het woord huyen kan ook een oude term zijn voor funderen (in algemene zin of in een specifieke vorm) waar later het woord heien van zal zijn afgeleid. In ieder geval hebben koeienhuiden geen enkel nut voor de verbetering van de draagkracht van de bodem. Bij archeologisch onderzoek zijn nooit resten van koeienhuiden onder funderingen aangetroffen.

3 De stadsbrand in 1536 kon driekwart van de stad in de as leggen omdat de huizen van hout waren.

Niet waar! De geheel houten huizen waren al in de 14de en 15de eeuw geleidelijk vervangen door huizen met gemetselde muren. Dat blijkt uit de geschilderde stadsplattegrond van Delft kort na de stadsbrand. Daarop zijn gespaarde huizen duidelijk als stenen huizen weergegeven en van de getroffen huizen zijn alleen muurresten afgebeeld en geen geblakerde houtresten. Houten molens en geblakerde boomstronken zijn wel afgebeeld. In enkele Delftse huizen bleef muurwerk van voor 1536 behouden. Er kan in 1536 nog wel een enkel huis zijn geweest met een houten voorgevel, maar er waren zeker houten schuurtjes, misschien zelfs met rieten daken. Maar niet alleen houten huizen kunnen uitbranden; stenen huizen kunnen dat ook, zoals helaas nog steeds blijkt. Zonder de goede blusmiddelen van nu kon de brand in 1536 steeds verder naar andere huizen en gebouwen overslaan.

4 Het bovenste gedeelte van de toren van de Nieuwe kerk is zwart geblakerd door brand

Niet waar! Op het bakstenen onderstuk verrezen twee verdiepingen bekleed met natuursteen. Op de tweede verdieping was dat Ledesteen, een Belgische kalksteen, en op de derde verdieping was dat Bentheimer zandsteen. Aanvankelijk hadden die twee steensoorten dezelfde geelwitte kleur, maar Bentheimer zandsteen verweert op den duur zwart, iets wat men ten tijde van de bouw niet wist.

5 Oude Delft 147 is het smalste huis van Delft, en in de 16de eeuw de woning van Pieter van Foreest

Niet waar! Het kleine huisje is geen zelfstandig huis, maar het zijhuis van het huis rechts ervan. Het zijhuis is gebouwd ter plaatse van een vroegere poort naar het St.-Hieronymusklooster. De deur links geeft toegang tot een poort (half zo breed als de oorspronkelijke poort) die door het zijhuis naar het achtererf loopt. De deur rechts geeft toegang tot de opgang naar het bovenhuis in het naastgelegen hoofdhuis, boven de winkel. Het huisje zou in de 16de eeuw de woning zijn geweest van de hofarts van Willem van Oranje, Pieter van Foreest, die uit bescheidenheid aan deze kleine woning genoeg had. Van Foreest woonde echter in een fors en comfortabel pand dat bestond uit een hoofdhuis met een zijhuis en waarvoor hij vele malen meer belasting betaalde dan hij voor een klein huisje, met de afmetingen van het zijhuis had moeten betalen

6 Het Armamentarium was van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)

Niet waar! Het complex was een 17de-eeuws wapenmagazijn van het gewest Holland en West-Friesland. Aan de noordzijde grensde het aan een pakhuiscomplex van de VOC. ofwel het Oost lndisch Pakhuis. Dat bestond onder meer uit een huis aan de zijde van de Korte Geer en een groter pakhuis aan de zijde van de Oude Delft. In de Frans-Bataafse tijd gingen alle militaire gebouwen in Delft, zowel van het gewest als van de Generaliteit, over aan het nieuwe Departement van Oorlog. Ook van de toen opgeheven VOC kwamen gebouwen in Delft in handen van het Departement van Oorlog. Het tegen het Armamentarium aan staande pakhuis werd toen bij het Armamentarium getrokken. Het 17de-ecuwse Armamentarium-complex was nooit van de VOC.

7 Het in 1654 ontplofte Kruithuis, op de plek waar later de Paardenmarkt werd aangelegd, werd vervangen door het Kruithuis aan de Schie.

Niet waar! Het ontplofte Kruithuis behoorde toe aan het gewest Holland en West-Friesland (de regionale overheid), waartoe onder meer ook het Armamentarium aan de Korte Geer en de Affuitmakerij aan de Houttuinen behoorden. Het ontplofte Kruithuis werd vervangen door een (lang geleden alweer afgebroken) Kruithuis aan de Buitenwatersloot, ter hoogte van de latere Kogelgieterij. De landelijke overheid, de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, ofwel De Generaliteit, bezat in Delft ook militaire magazijnen zoals het `Generaliteitsmagazijn' aan de Oude Delft naast het tot weeshuis herbestemde voormalige St. Barbaraklooster en een kanonnenopslag in de kapel op de hoek van de Nieuwstraat (nu de St.-Hippolytuskapel). De Generaliteit gebruikte twee waltorens voor de opslag van buskruit. Na de kruitramp in 1654 was dat niet meer toegestaan en werd als vervanging, in 1660, het nog steeds bestaande ‘Generaliteits Kruit Magazijn' aan de Schie gebouwd.

8 De Waterslootse poort: werd afgebroken omdat die in de weg stond voor de aanleg van de spoorlijn en de bouw van het station.

Niet waar! De spoorlijn had kunnen worden aangelegd en het station had kunnen worden gebouwd op hun locatie zonder dat daarvoor de poort afgebroken had hoeven worden. De poort verkeerde echter in sterk vervallen staat en werd niet meer gebruikt. Herstel zou zeer kostbaar zijn en vooral ook zinloos voor een functieloos en onbruikbaar gebouw. Men moet daarbij bedenken dat Monumentenzorg toen nog lang niet bestond! Omdat het stadsbestuur het verwaarloosde gebouw een storend gezicht vond en het juist een fraaie entree vanaf het station tot de stad wenste, werd de poort in 1847 afgebroken.

9 In 1921 werden de buurgemeenten Hof van Dell en Vrijenban door Delft geannexeerd.

Niet waar! Op 1 januari van dat jaar werden die twee buurgemeenten die met hun grondgebied Delft omsloten bij wet opgeheven en werd van elk een deel aan Delft toegevoegd. Het andere deel van Hof van Delft werd bij de gemeente Schipluiden gevoegd en het andere deel van Vrijenban aan de gemeente Pijnacker.

10 De Pauwmolen die in 2000 werd gesloopt, was de oude witmolen die een grondstof voor aardewerkglazuur produceerde voor de Delftse plateelbakkerij De Pauw.

Niet waar! Er stond in de 17de en 18de eeuw op die locatie nabij de knik in de Delfgauwseweg inderdaad een witmolen van 'De Pauw' maar dat was een houten wipmolen met stelling (omloop). In de 19de eeuw was geen behoefte meer aan een witmolen en werd deze molen, die waarschijnlijk ook in slechte staat was gaan verkeren afgebroken. Ter plaatse ervan, of ongeveer ter plaatse ervan, werd midden 19de eeuw een stenen korenmolen met stelling gebouwd waarvan al in 1929 kap, wieken en stelling werden verwijderd en in 2000 de romp werd gesloopt. Dat was dus een gewone 19de-eeuwse korenmolen.